Zo’n twee keer per maand schrijf ik voor de blog ‘Uit het Hart’ van De Standaard een column. Die blog is helemaal ‘mijn ding’: ik volgde ‘m al lang en ben blij dat ik er nu al een paar maanden zelf bijdrages voor mag leveren. Ik probeer zelf het taboe dat er nog steeds is rond mentale gezondheid te doorbreken, en dat is wat deze blog onder meer doet.
Dit is mijn column van gisteren.
Op mijn sociale media passeerde gisteren een tekening uit het boekje De jongen, de mol, de vos en het paard van Charlie Mackesy. Ze raakte me recht in het hart. Er staat een dialoog op tussen een jongen en een paard. Wat de moedigste woorden zijn die hij ooit uitgesproken heeft, vraagt de jongen. “Help”, antwoordt het paard.
Meteen verscheen er ook een beeld op mijn netvlies – geen tekening, maar een haarscherp filmpje van mezelf. Een herinnering. Het was een donderdagavond in oktober 2022. Ik stond, helemaal alleen en zonder dat iemand ervan wist, met een rolkoffer aan de spoedafdeling van het ziekenhuis in Tielt. Ik drukte op de bel. Er ging een telefoonsignaal over en een vrouwenstem weerklonk: “Ja?” Ik aarzelde. Dan: “Ik ben depressief en ik heb hulp nodig.”
Daar. Ik had het gezegd. Al maandenlang ging het steil bergaf met mij en mijn omgeving had al meermaals, in tranen, gesmeekt om hulp te zoeken. Ik weigerde koppig. Ik zou het zelf wel oplossen. Die avond in oktober besefte ik dat dat niet zou lukken. Misschien kwam het door de onverwachte herfstzon die zo genadig scheen – ze deed mij beseffen dat ik iets moest ondernemen als ik ooit weer zon wilde in mijn leven. Of misschien wist ik gewoon: als ik zo blijf doorgaan, ga ik niet alleen mezelf, maar ook de mensen van wie ik hou verliezen. Want ik kon het niet meer aan, maar zij ook niet meer. Ik zag mijn ouders in schimmen van zichzelf veranderen en het maakte me kapot.
“Het valt wel mee”
Toen ik de woorden “ik heb hulp nodig” uitsprak, voelde ik angst en schaamte, maar tegelijk wist ik: wat je nu doet, is een teken dat je toch nog kracht in je zieke lijf hebt. Dapperheid heb ik het toen niet genoemd, maar terugkijkend weet ik dat het het dapperste was wat ik ooit in mijn leven gedaan heb.
Pas toen ik op een bed in de psychiatrische afdeling lag, heb ik familie en vrienden ingelicht. Hun opluchting en tranen sterkten me. Want ik wilde daar eigenlijk helemaal niet zijn, echt niet, maar soms heb je geen andere keuze meer.
Waarom is het toch zo verdomd moeilijk om hulp te vragen? Misschien omdat we geleerd hebben dat hulp vragen gelijkstaat aan zwakte, want we leven in een harde maatschappij waarin zij die schitteren en floreren het meeste applaus krijgen. Misschien ook omdat we bang zijn voor het oordeel van anderen, of nog erger: voor ons eigen oordeel. We bagatelliseren ons lijden: “Het valt wel mee.” “Anderen hebben het lastiger.” “Ik moet me zo niet aanstellen.” God, hoe vaak heb ik dat niet gedacht vooraleer ik mijn pyjama in die koffer stopte, dat een depressie aanstellerij was?
Maar pijn laat zich niet wegredeneren. Een gebroken been wordt niet minder erg door te zeggen dat iemand anders beide benen brak. En toch doen we dat met onze mentale pijn. Tot het echt niet meer gaat. Tot je op een avond te voet naar de spoedafdeling wandelt, zonder dat iemand het weet, en je in de microfoon stamelt: “Ik heb hulp nodig.”
Zou je eten kunnen brengen?
Nu verwondert het me dat ik die grote stap om hulp durfde te zetten, terwijl het me vandaag soms moeite kost om voor kleine dingen om hulp te vragen. Als ik de griep heb en het me amper of eigenlijk niet lukt om een gezonde maaltijd in elkaar te flansen, vind ik het lastig om iemand te vragen om mij eten te brengen, terwijl ik weet dat de mensen die ik dan in gedachten heb boos zouden zijn als ze zouden weten dat ik met griep en zonder eten thuis zou zitten.
Ik herken het ook wel: een vriendin en gescheiden moeder zei me pas na weken dat het op woensdagnamiddag lastig is om haar kinderen naar hun buitenschoolse activiteiten en verjaardagsfeestjes te brengen. “Waarom heb je dat niet gezegd?”, vroeg ik ontgoocheld. “Je weet toch dat ik dan thuis ben en met plezier chauffeur wil zijn?” Ik denk dat singles zoals zij en ik het misschien nog lastiger vinden om een hulplijn in te roepen.
Om hulp vragen is geen zwakte. Het is kracht. Het is moediger dan blijven doorgaan terwijl je aan het verdrinken bent. Het is de eerste stap naar leven in plaats van overleven. Dus aan wie dit leest, en zich herkent in de twijfel, de angst en de eenzaamheid: weet dat de meeste mensen graag helpen. Weet dat hulp vragen geen falen is, maar een overwinning. De dapperste dag in mijn leven was niet de dag waarop ik alles alleen volhield – blijven schrijven, blijven koken, blijven lachen – maar de dag waarop ik mijn stalen masker en pantser liet vallen en durfde toe te geven dat ik de anderen nodig had.
Ja! Dit! Wat goed Ann. Ben zo blij dat je hulp heb gezocht en erdoorheen ben gekomen zodat je weer de licht van de zon kan voelen <3 <3 <3
Wat een moedig en mooi geschreven blog. Dank je wel.